Een goede gelegenheid om de jongste leden van de groep iets te vertellen over de historie van de groep,
is de verjaardag van De Geuzen op 16 januari.
Erelid Tim Krooneman uit Zwolle trakteert op gevulde koeken,
.
Gevulde koeken voor de Bevers en de Welpen
Bloemen voor Bep Dormits-Menco.
Tim Krooneman verzamelde de gegeven van de jaren1969-1982, Anton Craanen die van de jaren 1983-2006
[ ] Giethoorn (Tim Krooneman) 1969 Groepsfoto fotoalbum
[ ] Bijland (Albert van den Ham) 1970
[ ] Zwartsluis (Albert van den Ham) 1971
[ ] ? (Henk Wuestman) 1972
[ ] Dwarsgracht (Jaap Duisterwinkel) 1973 foto’s
[ ] Tocht NM-Overijssel (Willem de Heer) 1974
[ ] Tocht Nederland (Willem de Heer) 1975
[ ] Rhederlaag (Willem de Heer) 1976
[ ] Veerse Meer (Sjaak Meyer) 1977
[ ] Beulakerwijde (Willem de Heer) 1978
[ ] Dwarsgracht (?) 1979
[ ] Zwolle ( Sjaak Meyer) 1980
[ ] ? (Henk Wuestman) 1981
[ ] Langweer (Willem de Heer) 1982
[ ] Giethoorn aak (Bert Lans) 1983 Groepsfoto
[ ] Idskenhuizen (Frits Craanen) 1984 Groepsfoto
[ ] Idskenhuizen (Frits Craanen) 1985 Groepsfoto
[ ] De Kaag (Theo Boekhorst) 1986 Groepsfoto fotoalbum
[ ] Terhorne (Theo Boekhorst) 1987 Groepsfoto fotoalbum
[ ] De Biesbosch (Theo Boekhorst) 1988 Groepsfoto fotoalbum
[ ] Terhorne (Alex Coljee) 1989 Groepsfoto
[ ] Idskenhuizen (Alex Coljee) 1990
[ ] Trektocht Aak (Alex Coljee) 1991
[ ] Veere (Arjen Jongepier) 1992-
[ ] Heeg 1993 (Alex Coljee)
[ ] Elburg 1994 (Alex Coljee)
[ ] Idskenhuizen 1995 (Mark Vlaswinkel)
[ ] Zwartsluis 1996 (Mark Vlaswinkel)
[ ] Nawaka 1997 (Mark Vlaswinkel/Anton Craanen
[ ] Dwars in de weg 1998 (Anton Craanen)
[ ] Idskenhuizen 1999 (Anton Craanen)
[ ] Brielle 2000 (Anton Craanen)
[] Zeewolde 2001 (Anton Craanen)
[ ] Nawaka 2002 (Anton Craanen) Groepsfoto
[ ] Sneek 2003 (Garret Lefrandt) Groepsfoto
[ ] De Biesbosch 2005 (Sander Hulshof)
[ ] Nawaka 2006 (Sander Hulshof)
Anton Craanen: Mijn eerste kamp was Idskenhuizen 1984 (Ik mocht mee ivm vader die schipper was) en die van Jeroen Boekhorst was een jaar later.
door Tom Krooneman, ouder van een zeeverkenner die bij de KEMA werkte. Hij had vernomen dat ik met mijn werk voor een groot deel belast was met het onder-houd van Rijksvaartuigen, en ja, daar kwam de aap uit de mouw.
“Mijnheer Buurman, wij hebben een sleepboot gekocht en daar hebben wij veel pech mee. Onlangs, door motorpech, moesten wij de reis naar het zomerkamp ter hoogte van Zwolle afbreken en hebben de sleepboot in een grindgat aldaar verankerd. Na het terugkeren van het zomerkamp was de sleepboot door onbekende oorzaak gezonken.Een bergingsbedrijf heeft de sleepboot boven water gehaald en nu ligt hij hier in de haven bij scouting. De motor is stuk. Zou U voor ons eens willen kijken wat wij moeten doen aan de motor.”
Aangekomen op het scoutingterrein lag daar De Geus. Samen stapten we aan dek. Ik schrok me rot, mijn eerste opmerking was “Hier ga ik niet naar binnen”. Één grote vetzooi door de olie die van de motor door de hele machinekamer was gelopen. Ik maakte een afspraak: “Maak eerst dat schip van binnen schoon en dan praten we verder…..”. Al snel werden er zeever-kenners ingezet en zij maakte met veel enthousiasme het schip schoon.
Intussen had ik de beschikking over de motorgegevens en nam contact op met een oude schoolvriend, Jan Markerink uit Lobith, die nog veel onderdelen en ervaring had met binnenscheepvaartmotoren. Na een gesprek met hem gaf hij mij te kennen “Han dit gaat klauwen met geld kosten, zo’n motor is leuk voor een hobbyist maar voor scouting is dit niet op te brengen”. Zijn advies was, vervang dit zooitje voor een GM of een DAF, dan heb je veiligheid en betrouwbaarheid. Bij Rijkswaterstaat hadden we veel ervaring met DAF en GM motoren.
Ik ging op pad bij voor mij bekende betrouwbare relaties, legde het verhaal uit bij firma van Mill in Hardinxsveld en zij waren genegen om te kijken of er ergens nog een DAF compleet met keerkoppeling te vinden was. En ja daar kwam voor een redelijke prijs een DAF 615 compleet met keerkoppeling op de proppen. Heb het bestuur van De Geuzen voorgesteld om, indien ze interesse hebben, ga kijken en dan hoor ik het wel. Ik houd me uitsluitend bezig met techniek en kan niet beslissen over jullie financiën.
Eén van de ouders, Kees de Keizer, die ervaring had met DAF motoren in bussen van het Gemeentelijk VervoerBedrijf in Arnhem, ging samen met een delegatie kijken en onderhandelen. Zij besloten samen de motor te kopen. De motor, compleet met keerkoppeling, kwam aan bij Rijkswaterstaat en werd daar opgeslagen
En toen moest het gebeuren: “Plan de campagne”. Oude motor eruit, motorfundatie aanpassen, complete nieuwe elektrische installatie aanbrengen, schroef en schroefas aanpassen. Een mega klus met nog veel onverwachte werkzaamheden. En dit doe je niet alleen, gelukkig waren we samen met een geweldig bestuur en zeeverkenners
De schipper van de zeeverkenners, Theo Boekhorst, berekende en tekende de nieuwe motor fundatie, Kees de Keizer zorgde voor een nieuwe tussenas en Hans Kramer, chef werkplaats van de KEMA, liet de schroefas en het schroefaslager aanpassen.
Bert Lans en Frits Kramer (zoon van Hans) zorgden voor de nodige ondersteuning. Siem Coljee, ouders van twee zeeverkenners en lid van het Stichtingsbestuur De Geuzen, wist hier en daar wat centjes los te kloppen en sleutelde mee of het zijn dagelijks werk was.
Ook de zeeverkenners waren niet te stuiten Martin Lem, Bas, Mark, Alex Coljee en nog vele anderen. Bij Alex moest de rem erop, hij was er dag en nacht mee bezig stopte veel energie en tijd in de Geus en vergat daardoor zijn opleiding op de HTS.
Het was duidelijk wat er allemaal binnenboord moest gebeuren, maar hoe zag het er onderwater uit? Wat staat ons nog meer te wachten? Hiervoor moest de Geus het water uit. Op een zaterdag De Geus uit het water getakeld en op de wal gezet bij Rijkswaterstaat. Het onderwaterschip was geheel begroeid met een dikke laag algen en mosselen. Dus met de hogedrukreiniger en veel krabben en poetsen het onderwaterschip schoongemaakt
Huiddikte gemeten, OEI !!! de scheepshuid was wel erg dun en uit ervaring wist ik dat als zo een oud schip uit het water is geweest er spanningen op de romp komen en klinknagels kunnen gaan lekken. De Geus moest wel weer het water in ik kon hem niet laten staan op de wal bij Rijkswaterstaat. Dus Alex kreeg de opdracht mee “Ga zondagmorgen kijken of er geen kleine lekkage op de huid is en als dat zo is trek een reddingkleed onder het schip door zodat de lekkage wordt tegen gehouden.
En Ja hoor !!!! Op zondagmorgen vroeg stond Alex en zijn vader op Camping de Hooge Veluwe bij mijn Caravan: “Mijnheer Buurman De Geus is lek er staat een veel water onder de vloer”. Dus als een speer naar de Rijkswaterstaat, De Geus uit het water getakeld en ja hoor een lek in het vooronder! Wat nu? Las een plaatje er over? Maar de huid was flinter dun om te lassen. Hier en daar waren de alarmbellen gaan rinkelen en kwam er hulp vanuit de groep. Bert Lans kwam en we bespraken de zaak. Bert kwam met een geniale oplossing: “Han als we een lek in het zwembad (waar Bert werkte) hebben, dan dichten we dat met een kunsthars en dat heb ik voldoende in voorraad”. Terwijl Bert de kunsthars ging halen, maakten wij een bekisting op de boden van het vooronder. De kunsthars werd gestort en moest daarna uitharden voordat De Geus het water in kon.
Wat Nu? Besloten werd om De Geus de hele nacht op de wal te laten staan en maandag in alle vroegte te water te laten. Zo gezegd, zo gedaan. En op maandag was het net of er in het weekend helemaal niets was gebeurd. De Geus dreef weer als van oudst en Rijkswaterstaat kon gewoon zijn gang weer gaan. PFFFFFFF……..
Al snel werden er afspraken gemaakt om het onderwaterschip te dubbelen. In overleg met Rijkswaterstaat mocht De Geus op de wal blijven staan zodat Theo Bartels van de Smidse uit Arnhem De Geus van een nieuwe scheepshuid kon voorzien. Tevens was ik in de avonduren en in het weekend samen met een collega druk om de motor te plaatsen, koelwater, uitlaat en het brandstofsysteem aan te passen
Na vele werkzaamheden was het dan zover dat je kon spreken van een veilig en betrouwbaar voortstuwing systeem. Maar er moest nog veel meer gebeuren. Als het aan de zeeverkenners lag, hadden zij het liefst gehad dat alles in een jaar klaar zou zijn. Steeds weer de vraag “Han kunnen we dit en kunnen we nog wat van dat enz……..”
Mijn standpunt naar hun toe was “Luister, we hebben de afgelopen tijd met ons allen keihard gewerkt en niet zonder resultaat. Nu in de zomertijd eerst genieten en daarmee nieuwe energie opdoen. Dan met nieuwe plannen na het vaarseizoen weer aan de slag. En wees niet bang we zullen altijd nog kleine onvolkomenheden tegenkomen die we direct moeten oplossen.” Zo gezegd, zo gedaan en er werd volop genoten van het tot dusver behaalde resultaat.
Het vaarseizoen eindigde en we gingen weer volop aan de slag. Het vooronder moest opnieuw betimmerd worden, keukenblok en nieuwe slaapbanken met berging maken. Het timmerbedrijf Willemsen uit Gendt was ons zeer te wille. Er kwam een timmerman van hen en we maakten een plan. Met veel ondersteuning van deze timmerman ontstond er een geweldig nieuw vooronder met keukenblok en twee slaapplaatsen, verlichting werd aangebracht en de verroeste ramen werden vervangen
En dan het achteronder. We maakten plannen voor berging en slaapplaatsen, er kwam een nieuwe vloer in, vernieuwde patrijspoorten en verlichting. Ondertussen werd er rond om het schip overal roest gebikt en gegrond om in het voorjaar alles mooi in de lak te zetten. Als ik even tijd had zat ik tussen de middag aan boord en avonds na het werk sleutelde ik wat of zette weer een stukje in de verf. Op zaterdag of zondag kwamen die kanjers en gingen we samen verder, niets was ze te veel.
Een bekende relatie stelde twee vaten met ieder 200 liter brandstof ter beschikking. Die brandstof werd in de bunkers gepompt, maar al snel bleek dat de pakking van het mangatdeksel lek was! Als een speer de brandstof terug in de vaten pompen. Nieuwe pakkingen gemaakt en toen maar weer opnieuw met de vleugelpomp in de bunkers gepompt. Siem Coljee en Theo Boekhorst hadden er een mooie taak aan en toen de tanks vol waren hadden we weer brandstof genoeg voor 50 uur vaarplezier.
Op het dak van het stuurhuis werd een luidspreker gemonteerd zodat vanuit het stuurhuis opdrachten of waarschuwingen konden worden gegeven aan de sleepbemanning. Verder hadden we nog een 27 Mc bakje waarmee je radio contact kon maken met de omgeving. Ik ging op zoek naar een marifooninstallatie zodat we tijdens de vaart contact konden maken met sluizen en de overige scheepvaart op de rivier. Tevens konden we tijdens een sleepreis op weg naar het zomerkamp via Radio Scheveningen contact maken met telefoon aan de wal. Veel marifoons werden in die tijd vervangen door nieuwe typen en zo kreeg ik van Radio Holland uit Rotterdam een vervangen marifoon ter beschikking die goedgekeurd en gecertificeerd was door Kust- en ScheepsRadio (KSR). We kregen een oproep nummer PD ……. en zo ging er weer een nieuwe wereld open.
Inmiddels zijn we weer een paar jaar verder en er blijven altijd nog dingen die verbeterd kunnen worden zoals het roer en stuurwerk. Vanuit het stuurhuis liep een dikke ketting over de vloer van stuurboord naar bakboord via het gangboord kwam die uiteindelijk op een groot kwadrant op het achterdek terecht. Als je stuurde dan piepte en kraakte het van alle kanten door veel speling op de roerkoning, kettingen en lagers. Besloten werd om het stuurwerk te vervangen door een hydraulisch stuurwerk. Bij de Firma Peters uit Doornenburg konden we “uit het water” en voor een lange tijd op de wal staan. Zij leverde veel materiaal en hand- en spandiensten. Zo werd het roerwerk hydraulisch aangepast, de hak van het roer aangepast zodat de diepgang verminderde, het onderwaterschip werd schoon gemaakt en opnieuw in de teer gezet en zo was De Geus weer klaar voor het volgende vaarseizoen.
Weer gingen jaren voorbij en werd er volop genoten en gebruik gemaakt van de Geus. De praktische vaarkennis van de Geuzen steeg ten top, zowel bij de jonge mannen als -vrouwen in de groep. Dit werd door anderen groepen gezien en er werd gevraagd om deze kennis over te brengen naar andere groepen met gebruikmaking van De Geus. Maar ja, de tekenen des tijds van het schip werden duidelijke zichtbaar. Onderwater was alles prima, maar de berghouten, gangboorden en boeing waren aan vervanging toe. De vader van Bas Kleynjan kwam met een oplossing: De Geus kon naar de RDM-werf in Rotterdam en daar zouden ze voor de leerschool er een project van maken!
Zo gezegd, zo gedaan. Op naar Rotterdam. Uit het water, in de hal en tussen de onderzeeboten werd De Geus opgeknapt. Ook maakten wij gebruik van deze gelegenheid om het nodige onderhoud te doen. Na een paar weken verlieten wij de RDM en voeren de Waalhaven uit richting Arnhem. Geweldige ervaring en een opgeknapte Geus
Ik kan nog wel uren doorschrijven over mijn geweldige tijd bij De Geuzen en misschien zijn er wat dingen vergeten; voor mij is het alweer een lange tijd geleden. Maar ik ben trots op al die gene die na mijn tijd bij De Geuzen alles goed hebben opgepakt en dat daardoor De Geus in alle glorie nog steeds in de vaart is.
Groetjes Han Buurman
april 2017
Zonder de medewerking van al die mensen om mij heen had ik het ook niet gekund.
Samen er voor staan en het “wij gevoel” hebben de doorslag gegeven voor dit succes.
Het eerste verkennerskamp waar ik, 12 jaar oud, aan deelnam was in de zomervakantie van 1953.
De verkennerstroep van De Geuzen hield dat jaar voor het eerst een zomerkamp aan/bij het water in Giethoorn. Hopman Zweers had tijdens zijn werkzaamheden daar een aardig plekje ontdekt in een weiland naast Café Restaurant “de Waterlelie”.
De verkenners gingen altijd per fiets op kamp, maar 100 km fietsen vond de leiding voor de 12-jarigen te ver. Wij gingen daarom samen met oûbaas Stigter eerst een stuk met de bus. In die tijd nam de busmaatschappij de Gelderse Tram Wegen nog fietsen mee boven op de achterzijde van het dak van hun bussen. Bij de GTW-opstel-plaatsen in de Coehoornstraat, tegenover het station in Arnhem, werden onze fietsen opgeladen. Wij met onze bagage, waaronder een door mijn vader van een collega geleen-de slaapzak, in de bus en toen op weg naar Deventer.
Vandaar fietsten we via Olst en Wijhe naar Zwolle. In deze stad had de oûbaas aan de Deventerstraatweg familie wonen. We aten daar ons brood en rustten wat uit.
De route ging verder via onderstaande brug over het Zwartewater bij Hasselt naar Zwartsluis en vandaar langs de Arembergergracht. Onderweg kwamen we de eerste 2-planks bruggetjes tegen die zo kenmerkend voor deze streek zijn.
In Beltschutsloot werden we met dit, met de hand getrokken, pontje naar de overkant van de Arember-gergracht gezet.
Over smalle fiets-paadjes en dito bruggetjes ging het verder. Met je bagage op je kleine fiets was het wel eng om op zo’n bruggetje te fietsen. Je kon soms op de op- en afrit van zo’n brug je voorwiel niet op de grond houden vanwege het gewicht van je bagage. Je werd trouwens ook moe, want zo’n inspannend stuk had je nog nooit gefietst. Het kon dan ook niet uitblijven dat bij het afrijden van het zoveelste bruggetje ik met mijn voorwiel van de plank af reed en voorover van mijn fiets duikelde. Gelukkig kwam ik niet in het water terecht, waar wel met mijn hand in het prikkeldraad. Pleister er op en weer verder.
Tussen Beulaker- en Belterwijde lag gelukkig weer een breed zandpad[1] met daarnaast, middels paaltjes afgezet, een schelpenpad voor fietsers. waarover je bij de Blauwe Hand kwam. Vandaar was het nog slechts enkele kilometers naar ons terrein naast Café Restaurant de Waterlelie[2]. Deze ansichtkaart stuurde ik naar mijn ouders, waarschijnlijk op hun verzoek…. De oudste verkenners hadden inmiddels de tenten al opgezet.
De patrouille de Eekhoorns, daar hoorde ik bij, kwam in een één-stoks ronde tent (in camouflage-kleuren) te slapen: de “lekke onderzeeër” noemden ze hem. Dat beloofde weinig goeds bij regendagen. Ik had trouwens wel een klein probleempje. Thuis had ik nog steeds de gewoonte om op mijn rechter ring- en middelvinger te zuigen om zo in slaap te vallen. Ik vond zelf dat je dat bij de verkenners niet meer kon doen; de andere jongens zouden me waarschijnlijk uit lachen. Maar gelukkig viel het mee, ik was te moe en viel in slaap zonder op mijn vingers te sabbelen. Sinds dit kamp was deze gewoonte voorbij!
De leiding had voor dit kamp de jongens in drie patrouilles verdeeld. De gehele week hadden we de beschikking over twee houten punters. Eén patrouille mocht de gehele dag met zo’n punter, waarbij ook een zeil en een vaarboom aanwezig waren, op pad. De andere patrouilles wisselden elkaar tussen de middag af. Zij die ’s ochtends in het kamp bleven ruimden het kamp op en maakten de broodmaaltijd, de middagploeg maakte de warme maaltijd.
Het Bovenwijde (meestal uitgesproken als Bovenwiede) is een meer ten oosten van Giethoorn, ongeveer 2 kilometer lang en 1 kilometer breed. Het is ongeveer 1 meter diep, met uitzondering van het uiterste zuiden waar door zandwinning en het opspuiten van een recreatie- eiland in het midden, een veel grotere diepte is ontstaan. Het meer heeft over het algemeen een harde zandige bodem, waardoor er goed geboomd kan worden, wat vroeger ook veel gebeurde met behulp van punters, vlotten en bokken.
Een geweldige ervaring om, al bomende, met zo’n punter door het dorp te varen. Op het Bovenwijde kon je prima zeilen indien je wist hoe je met het zwaardje, tegen het afdrijven, moest omgaan. Want de punters hadden maar één zo’n zwaard, waarschijnlijk uit kosten overweging. Bij het overstag gaan moest dat zwaard dan op het juiste moment én snel uit het water gehaald worden en worden omgehangen naar de andere zijde van de boot. Bij één van deze manoeuvres verloor de leider die bij ons aan boord was zijn polshorloge. Lange tijd hebben we met z’n allen, kijkend over de rand van de boot, de bodem afgetuurd. Nu, omstreeks 2000, zou je het niet meer geloven, maar toen was het water nog glashelder. We vonden het horloge niet, het was kennelijk onder het zand verdwenen.
Op een van de avonden was er met beide punters een vaartocht. Leiders en enkele jongens waren aan boord. Aan de overzijde van het Bovenwijde werd er op verzoek van de leiders aangeland voor een plaspauze. Angst voor de duisternis? Oûbaas Stigter, hopman Zweers en vaandrig Jorritsma (van de ZT?) gingen van boord. Zachtjes voeren de punters weg van het eiland, zonder de plassers …. en keerden terug naar de kampplaats. Dikke pret natuurlijk! In de slaapzakken wachtte ieder-een af hoe het zou aflopen. Zouden ze lopende door het water gaan? Nee, op dat eiland stond een huis waar geen licht brandde en daar lag een punter naast. Die wilden ze gebruikten om terug te keren totdat uit een bovenraam geroepen werd! De oûbaas (een jurist) heeft zich verontschuldigd en uitgelegd wat er aan de hand was. De punter zou de volgende morgen terug gebracht worden. Hoe de reacties bij terugkomst waren kan ik me niet meer herinneren; waarschijnlijk was ik al in slaap gevallen.
Als je voor het eerst op zomerkamp[3] ging dan hoorde je de kampdoop te ondergaan. Dat gold ook voor ons. Op een avond werden de nieuwelingen, gekleed in hun zwembroek met daaroverheen een jas, door een leider naar het Bovenwijde gevaren. Daar aangekomen moest je over boord stappen, het is daar ongeveer 70 cm diep, en op weg naar Neptunus gaan. Een oudere verkenner getooid met een omgekeerde pan op z’n hoofd en een baard van riet vervulde de rol van Neptunus. Enkele anderen fungeerden vermomd als zijn secondanten. Zij smeerden je helemaal in met modder, kreeg dan een “vissendrol”[4] te eten en moest je dan onder water reinigen. De oudste jongens hadden de lol, de groentjes stonden te bibberen van spanning.
Deze foto is door buurman Trippensee genomen toen ik vermoeid op 1 Augustus 1953 thuis kwam. Van die jas herinner ik mij dat hij, evenals mijn fiets, tweedehands was.
[1] Later is over deze dam de weg Beukers-Blauwe Hand aangelegd.
[2] De ansichtkaart die ik in 1953 aan mijn ouders stuurde.
[3] Eind 2019 hoorde ik van mijn nicht Ria van Wier-Taanman: “Als jij met de scouting op stap was, heb ik vaak gelogeerd bij jouw ouders en Tom”
[4] Dat was een stuk nat gemaakt roggenbrood met veel zout en peper er in.
De foto’s van de GTW-bus, de brug bij Hasselt en het trekpontje zijn in 2021 van internet “geplukt”
Door te klikken op deze blauwe link > Overzicht 10 posters met link naar groter formaat kunt u de onderstaand afgebeelde posters één voor één lezen en bekijken.
Uit het redactieadres Frans Halslaan 43 valt op te maken dat Wim Bonardt de redactie is.
De onderwerpen die in dit nummer aan de orde komen zijn:
De leiding bestaat uit vlnr Toon van Essen, Jan Haring (Akela) met naast hem Akela Venstra (ADC-W), Bep Dormits en Frieda Velthorst. In het Verenigingslokaal boven de school in de Scheldestraat komen ze zaterdag ’s morgens bijeen.
De Wichard van Gelregroep had, net als een aantal andere NPV-groepen groepshuis op Alteveer. Die concentratie van groepen in het noorden van Arnhem was op termijn niet gunstig voor het aantal leden. Dat liep langzaam terug en toen ook nog het terrein ontruimd moest worden om plaats te maken voor uitbreiding van het Burgers Dierenpark, werd door hen in 1967 besloten om samen te gaan met de Geuzen. Deze horde wordt, onder leiding van Akela Hans Kolkman en zijn vriendin Thea van der Brand, Margot Kraay en Geuzen verkenner Chris Schönthaler, deze 3e Geuzenhorde. Deze horde zaterdagsmiddags ook van de accommodatie boven de school in de Scheldestraat gebruik maken. Dit komt de groep goed van pas, want de ochtendhorde was overvol en er was een ledenstop.
De noodzaak werd steeds groter om een eigen groepshuis in Presikhaaf te realiseren.
Het Stichtingsbestuur stelt met behulp van ouders een bouwcommissie samen die bestaat uit: W. Brandt als voorzitter, J. Rozema, (de vader van Beeuwe), is secretaris/ penningmeester. Leden zijn W. Grootenboer (de vader van Gerjan en … ), H.L. Haalboom (de vader van Herman) en J.E. Meyer (de vader van Sjaak).
Het blijkt dat de NPG Padvindstersgroep De Lichtdraagsters ook graag een groepshuis bij Presikhaaf zouden willen hebben! Hoe het contact met hen tot stand is gekomen is niet meer te achterhalen.
Dankzij de volharding van de vaders Herman Mooy (op een foto van 1979 links) en Wouter Grootenboer (rechts)
kon op 17 februari 1973 “ ’t Voetspoor” in Presikhaaf ” door districtsvoorzitter dr. Gerrit Ruitenberg geopend worden. Hij had in 1960 de Gilwellcursus voor verkennersleiders in Ommen gevolgd, toevallig gelijk met groepsvoorzitter Tim Krooneman.
De leden van de bouwcommissie ontvingen deze schotel, doorsnede17,5 cm, ter herinnering aan hun inzet voor de realisatie van de gekoppelde groepshuizen.