Tijdens mijn Scoutingtijd (1949-1978) bij De Geuzen
werd op 23 april de jaarlijkse Sint Jorisbijeenkomsten gehouden.
Dat hield aanvankelijk in dat je ’s morgens om 7.00 uur in correct uniform, de eerste jaren was dat dus met korte broek, aanwezig moest zijn op het Ronde Weitje aan de voet van de Belvedère in Sonsbeek. Daar kwamen de welpen en verkenners van de meeste groepen van het district Arnhem van de NPV bijeen. Na het hijsen van de Nederlandse vlag en de horderoep gaf de districtscommissaris uitleg
over de betekenis van St. Joris. Tenslotte kregen alle aanwezigen een rode tulp, als symbool van het bloed van de draak die St. Joris verslagen had. Die dag liep je in uniform en zo ging je ook naar school.
’s Avonds kwamen De Geuzen op De Rotsblokken weer bijeen rond het kampvuur. Daar werd gezongen, de legende van Sint-Joris werd verteld afgesloten met het vernieuwen van de welpen- en de verkennersbelofte.
Na de fusie van de 4 Scouting verenigingen in 1972, kwamen de jongensgroepen niet meer in Sonsbeek bijeen. Enkele keren kwam men nog bijeen op de Grote markt. Scouting Nederland probeerde één nieuwe vorm te vinden als vervanger voor van Sint Jorisdag (23 april) en Baden Powelldag (22 februari). Scoutingdag werd dat genoemd.
Op zoek naar meer informatie over Sint Jorisdag kwam ik deze uitgave van het blad De Verkenner tegen. Toevallig een uitgave van het jaar dat De Geuzen opgericht werden: 1946.
De tekst onder de foto op het voorblad luidt:
Zo, in het diepste geheim, hernieuwden wij in de oorlog op elke St. Jorisdag onze Belofte. Dit jaar vieren wij, Nederlandse Padvinders, weer voor ’t eerst in vrijheid de dag van onzen schutspatroon.
De inhoud van dit nummer van de verkenner kun je hier inzien
In de Arnhemsche Courant werd jaarlijks aan Sint Jorisdag aandacht geschonken
1946
1953
Het is vandaag St. Jorisdag, en dus wemelde het vanmorgen in Arnhem van voortrekkers, verkenners en welpen, die zich opmaakten om deze dag te gaan gedenken, om hun belofte bij de installatie afgelegd te gaan hernieuwen. Om zeven uur verzamelden zich de padvinders van „De Nederlandsche Padvinders” op de Grote Markt rond de vlaggemast. De Veluweband was opgemarcheerd met tromgeroffel en trompetgeschal tot vlak bij de mast, waar de twee vlaggen — het rood-wit-blauw en de witte vlag met het grote rode kruis — klaar lagen om gehesen te worden. In carré hadden de padvinders zich opgesteld om te luisteren naar de districtscommissaris, dr. B. G. van Griethuijsen, en naar ADC-W R. Giethoorn. Deze laatste wees op het belang van de padvlnders-belofte en sprak de hoop uit, dat ook het komend jaar een goed padvindersjaar zou worden.
Inmiddels verlieten de Katholieke Verkenners de St. Martlnuskerk, waarom zes uur vanmorgen een dienst wasgehouden. De districtsaalmoezenier, pastoor Schinkel, had een korte preek gehouden. Daarna trok de stoet — de Arnhem-band voorop — naar het voorplein van MusisSacrum. Ook de Katholieke padvinders stelden zich in carré op voor de vlaggenparade. Commissaris J. B. Max stak dé jongens een hart onder de riem met het oog op het komende jaar. Een traditionele plechtigheid gelegenheid van deze dag een rode tulp, de St. Jorisbloem.
De traditionele plechtigheid geschiedde in alle vroegte, toen Arnhems straten nog verstoken waren van het vele, drukke verkeer. De lentezon verleende rijkelijk medewerking aan dit plechtige padvindersfeest. Moge vanavond de maan breed aan de hemel staan als bij de verschillende troephuizen de kampvuren oplaaien, alles ter ere van St. Joris, het lichtend voorbeeld voor alles wat ooit de padvindersbelofte afgelegd heeft.
1954
1955
1956
St. Joris
Het is vandaag alweer een indrukwekkend aantal eeuwen geleden dat Sint Joris de draak versloeg. Draken zijn nu eenmaal oud (en taai). De padvinders zullen het echter nooit vergeten. Deze strijdbare heilige, St. Joris, is hun held en het symbool van hun streven. Vanmorgen waren ze er vroeg voor opgestaan en om zeven uur was het appèl op het Ronde weitje in Sonsbeek waar de vlaggen plechtig in top gingen en de viering van St. Jorisdag begon. De foto geeft een indruk van deze vroege plechtigheid.
St. Joris in Arnhem
Volgens de traditie vieren de Arnhemse padvinders op 23 april a.s. Sint Joris-dag, samen met hun broederspadvinder over de gehele wereld. Sint Joris is voor de padvinders n.l. het ideaal: de ridder, die er op uit trok om de draak te bevechten. Op St. Jorisdag hernieuwen de padvinders over de gehele wereld aan hun kampvuren de belofte die zij vroeger aflegden. En hierdoor is deze dag bij uitstek de gebeurtenis, waarbij de nadruk wordt gelegd op de wereldbroederschap. Als voorbereiding op deze dag wordt zondagavond 22 april in de Koepelkerk te Arnhem een Padvindersaandacht gehouden, o.l.v. ds. W. F. Jense, Evangelisch Luthers predikant te Apeldoorn. Deze Aandacht, die om 19.00 uur aanvangt, is bedoeld voor alle welpen, verken-ners en voortrekkers, alsmede voor de leden van het Nederlands Padvindsters Gilde. Ook belangstellende zijn hartelijk wel-kom.
De viering van St. Jorisdag wordt op 23 april ingezet met een vlaggenparade, welke plaats vindt op het Ronde Weitje. Des morgens om 7 uur komen welpen, verkenners en voortrekkers met hun leiders daar bijeen om tezamen de vlaggen te hijsen. De traditionele rode tulp wordt hier uitgereikt. Gedurende de verdere dag zal door alle padvinders het uniform worden gedragen. Des avonds houden alle groepen hun kampvuur, waarbij de belofte wordt hernieuwd.
1960
Padvinders vierden Sint Jorisdag
Meer dan duizend padvinders: voortrekkers, verkenners en welpen, de Arnhem-Band van de Veluwe-verkenners, verkenners van de N.P.V. en de V.K.J.B. stonden vanmorgen ruim zeven uur op de Grote Markt in de gure wind aangetreden voor de jaarlijkse Sint Joris-viering en voor de viering van het gouden jubileum van de padvindersbeweging in Nederland. Ze waren vanmorgen al vroeg uit de veren; de katholieke verkenners hadden tevoren de Heilige Mis in de Sint Walburgkerk bijge-woond. De Arnhem-Band trommelde in de koude morgen de langslapers wakker. Aangezien de K.R.O. de korte plechtigheid op het marktplein uitzond, was alles getimed, gingen prompt kwart over zeven de vlaggen in top en werd de verkennerswet gelezen.
De districtscommissaris van de VKJB, de heer J. B. Max, hield een korte toespraak, waarin hij op kernachtige wijze zei dat oudere mensen zich veel met de jeugd bezighouden. Het is zo belangrijk dat jullie het spel spelen. De ouderen vragen zich af: is dit spel er nog wel? Hier is het antwoord. Dit spel moet je spelen met je gehele hart en daarom moet een beroep worden gedaan op leiders en leidsters die dit spel enthousiast willen spelen. De heer Max liet Tom Bouws, die de jeugduitzendingen van de KRO verzorgt, naar voren komen en overhandigde hem voor het front van de padvindersgroepen de zilveren Jacobs-staf wegens zijn grote verdiensten voor de padvinderij in ons land. Twee zeeverkenners van de Miguel Pro-groep uit Arnhem offreerden de gehuldigde bloemen. De Sint-Joristulp werd uitgereikt; de bloemen die over waren gaan naar zieke padvinders en naar allen die gaarne op deze dag een geschenk van de natuur wensen.
Districtscommissaris ir. F. F. Venstra van de NPV sprak een kort slotwoord, de Sint Jorisboodschap voorlezend. In 1910 werden de eerste Nederlandse verkenners geïnstalleerd. En daarom staan vanmorgen 80.000 Nederlandse padvinders tegelijktijdig onder de vlaggen geschaard om de Sint Jorisdag én ons jubileumjaar te openen. Zij wensen ons een plezierig ju-bileum toe, maar verbinden daaraan de wens dat wij ons dit jaar allen van onze beste zijde zullen laten zien. Houdt de padvinderswet in ere en probeer te doen wat we bij onze installatie en de belofte hebben toegezegd. Laten we vooral een echte pad vinder zijn en laten we doen wat beloofd is. Als vanavond het kampvuur is gedoofd, laat dan niet de padvinders-geest doven, zei ir. Venstra.
Districtscommissaris Max sprak er ten slotte zijn blijdschap over uit dat de katholieke verkenners thans 35 jaar in de Nederlandse padvinderij meespelen. De viering was begonnen met de horde-roep. Het “Hoort zegt het voort” was gezongen en men besloot de plechtigheid met het zingen van het eerste couplet van ons volkslied.
Sint Joris en de draak-
Een moderne bewerking van het verhaal van de drakendoder
Uit: Volksverhalen Almanak
Lang, lang geleden gebeurde er elk jaar iets vreselijks in een stad, gewoon hier in Nederland. In die stad, die we nu kennen als Ridderkerk, leefde toen een hele enge draak. Een draak met wel vier koppen en een vreselijke adem. Deze draak wilde elk jaar een mooi jong meisje om haar lekker op te peuzelen. De koning van die stad was wel rechtvaardig, want elk jaar deed hij alle namen van de meisjes in de stad in een grote ton en werd er eentje getrokken. Dat meisje was dan degene die naar de draak werd gestuurd.
Elk jaar waren de bewoners bang; welk meisje zou het lot dit keer aanwijzen? Ook nu kwam de draak weer te voorschijn en eiste een mooi, jong meisje. Op een vol plein bij het kasteel trok de koning het lot.
Hij schrok zich een hoedje, want op het lot stond de naam van zijn dochter, de prinses. Wat nu? Hij kon niet snel een nieuw lot pakken, want iedereen was aan het kijken. Hij moest zijn dochter wel cadeau doen aan de draak. Wat vreselijk! Hoe moest hij dat aan de koningin vertellen? Zijn vrouw wou er niets van weten en vroeg de koning om een oplossing te bedenken. Al ijsberend door het kasteel bedacht hij iets.
“Ik zal alle ridders de uitdaging geven de draak te doden en als beloning mag de ridder die de draak doodt met onze dochter trouwen.”
Zo gezegd, zo gedaan. Een boodschapper ging de stad door op zoek naar dappere ridders, die de draak wel wilden doden. Maar niemand durfde.
Er was één man in de stad die de draak wel durfde doden, maar hij was maar een gewone schildknaap en geen ridder. Die man heette Joris. Joris meldde zich toch maar bij de heraut. “Ik wil die draak wel doden!” zei Joris. De heraut ging terug naar de koning en vertelde hem wat Joris had gezegd. De koning vond het goed en al snel ging het in de hele stad rond, dat Joris zijn leven ging wagen voor de dochter van de koning en al die mooie jonge meisjes, die de draak de jaren erna nog zou opeisen. Joris had echter een probleem: omdat hij geen ridder was, had hij helemaal geen ridderuitrusting. Hij had geen zwaard, geen schild, zelfs geen paard. De koning leende hem zijn spullen uit en gaf hem raad. Onder applaus van de mensen uit de stad ging hij op zoek naar de draak.
Joris dwaalde op het paard van de koning rond op zoek naar de draak. Opeens stopte het paard met lopen en Joris zat ineens stokstijf stil. In de verte hoorde Joris de draak brullen en grommen: “Waaaaauuuuw!”
Joris was een stoere held, maar werd nu toch wel bang, toch dacht hij er niet over om nu terug te keren naar de koning en te melden dat hij niet durfde. Nee, dat zou te gemakkelijk zijn. Joris gaf zijn paard de sporen en het galoppeerde in de richting waar het geluid vandaan kwam. Plotseling stopte het paard. Joris keek tegen het grote, lompe lichaam van de draak aan. De draak spuwde vuur en probeerde Joris van zijn paard te stootten. Joris pakte zijn zwaard stevig in de hand en zwaaide er driftig mee rond. Een hevige strijd begon. Zowel Joris als de draak leverden een zware strijd. Joris liep verwondingen op, maar vocht dapper door, daardoor raakte de draak op een gegeven moment ook gewond. Joris vocht voor zijn leven en voor het paard van de koning.
Na een paar uur strijd bracht Joris de draak de genadeklap toe en de draak viel kreunend en steunend dood neer. Joris had gewonnen. De koning had als eis gesteld dat Joris één van de hoofden van de draak zou meenemen als bewijs dat de draak echt dood was. Joris’ zwaard hakte het hoofd van de draak in een slag af en hij nam het mee naar de koning.
Toen de mensen in de stad Joris aan zagen komen, ging een luid gejuich op. “Lang leve Joris!” riepen de mensen.
De koning kwam zijn paleis uitrennen, gevolgd door de koningin en de prinses. Joris gaf het hoofd van de draak aan de koning.
“Gefeliciteerd,” zei de koning, “jij bent een echte held! Nu mag je met mijn dochter trouwen en ben je voortaan een echte ridder.”
De koning sloeg Joris tot ridder en vanaf toen heette Joris Sint Joris. Hij trouwde niet met de dochter van de koning, want hij was teveel gehecht aan zijn vrijheid. Maar hij leefde nog wel heel lang en gelukkig!